dinsdag 11 oktober 2011

Hollandse maatjes


dP past een jeansrokje bij Zeeman.
Op het moment dat dP al in het rokje steekt ...
Madame Zeeman (verontwaardigd):"Gade gij daar in kunnen madame? Dat is voor kindjes hé."
dP:"Die voor vrouwen zijn te groot." - denkt: ik zal er maar niet bij zeggen, dat ze vooral veel te breed zijn. - "Ik meet maar een meter achtenvijftig hé."

En die voor kindjes zijn lekker nóg goedkoper!!! Nana nanaaa na!!







kachelmama


Klein, klein kindje weent, krijst, snikt uren en uren. Klein, klein kindje heeft honger en zou misschien graag verschoond worden. Misschien heeft klein, klein kindje kou. Moeder slaapt vlakbij, in het bed naast de wieg.

Klein kindje heeft een lichaam gevonden om tegen te kruipen: een zacht, warm bovenmaats Duitse Herderlichaam. Kindje gaat op de rug van Wodan mee naar de tuin. Carzy heeft lang rood haar, slobberlippen die kindje mag optillen om naar haar grote witte tanden te kijken. Kindje wordt meegenomen om ergens anders te wonen en Wodan en Carzy niet.

Kindje heeft soms het lijf van een man om vast te pakken. De man slaapt niet in het huis waar kindje slaapt. ’s Avonds gaat de man naar zijn zieke zus die in een rolstoel zit, om voor haar te zorgen. Kindje kan al lezen en ziet op de identiteitskaart van de vrouw ‘ongehuwd’ en op die van de man ‘gehuwd’. De man gaat ’s avonds niet naar zijn zus. Hij gaat naar een andere vrouw.
Kindje slaapt nu eens hier, dan eens daar, afwisselend, over en weer tussen twee huizen. De mensen geven eten, kleren, veel speelgoed, cola, chocomousse en sommige heel snel een aspro juniorke. Sommige mensen hebben weinig en bruine tanden, moeten borrelend boeren en laten scheten op kindjes hand omdat dat grappig is. Andere mensen roepen en vloeken heel hard, slaan met deuren, gebruiken luide boormachines en hebben stinkvoeten. Sommige mensen liggen ’s nachts alleen en laten kindje dan maar bij zich slapen. Niet zoals bij Wodan tegen de buik, maar met de rug naar kindje en de kont achteruit gestoken. Sommige mensen hebben een kachel met een dun synthetisch tapijtje ervoor, waar kindje voor gaat liggen met een kussen. Nelly mag erbij, met haar zacht, warm lijfje tegen kindjes buik.

Voor ’t eerst dit seizoen de kachel laten branden.
Er ligt geen dun synthetisch tapijtje voor. Maar zachte, warme lijfjes zijn er.
Toen is er plots ook.
En de vragen.
En de antwoorden die misschien steek houden.
En de zin in berusting die nog niet gekomen is.






vrijdag 7 oktober 2011

nog velokes

Julie Stordiau liet weten dat 't inderdaad om diefstal gaat en Makro de fietsen zo snel mogelijk gaat vervangen.
Op mijn vragen of men de mogelijkheid tot diefstal incalculeert en of er gelijkaardige voorvallen geweest zijn, kreeg ik helaas geen antwoord.

woensdag 5 oktober 2011

Heeft Makro een klein véloke nodig?


Aan het reclamepaneel op de foto hieronder hingen tot voor kort drie echte fietsen gekleefd.
De bedoeling van Makro wordt in dit artikel verduidelijkt.
Maar …



Daar ‘teken’ ik voor zei de dief!!

Is zoiets te voorzien? Is dit het enige paneel waarbij dit is gebeurd?
'k Ben benieuwd wat woordvoerder Julie Stordiau hierover kwijt wil.



ik beken






dinsdag 4 oktober 2011

de liefde van mijn bedrijf


“Wanneer moet ik op? Ik hoor hen niet. ‘k Weet het sowieso niet. Hoe kan ik nu te weten komen wanneer ik op moet?!!” gaat ’t door mijn hoofd. Ik blijf gehurkt zitten aan een glazen deur naar de scène. ’t Wordt heel even stil. Ik waag het erop en weet niet wat te zeggen.
Ik sta daar enkele volle seconden en het komt niet. Ik heb geen énkel idee wat hier hoort. ’t Is me wel duidelijk, dat ik er al veel eerder moest zijn. Maar K en S hebben dat zonder morren opgevangen. Ook nu ik hier ben en compleet geïmproviseerd spel geef, blijven ze glansrijk overeind in hun rol. Alsof het om het leven zelf gaat, waar onvoorzien gebazel van mijn kant zonder veel verlies te overkomen valt.
Het publiek is klein in een grote zaal en stelt zich recht om weg te gaan. Helemaal achteraan staan veel mensen met elkaar te keuvelen. Ook al weet ik nog altijd absoluut niet wat ik hoor te zeggen of doen, wil ik dat ze naar voren komen. Maar ze komen niet … K en S blijven rustig. Zij spelen door. Alsof het goed is zo.
Ik weet het niet meer. Neen, niet enkel de tekst, niet enkel het spel. Ik weet het allemáál niet meer. Wat is mijn rol, mijn taak, mijn nut, de zin van mijn … van mij? Als ik compleet verward, van de kaart, zomaar wat zinnen uitspreek, in een onbestemde gang mijn poten neerplets, dan lijkt er niets bijzonder aan de hand. Als ik er niet ben, wordt het gat meteen gevuld alsof er nooit sprake van een gat geweest is. Waarom ben ik er dan?

Een mens wordt wakker, vraagt zich af waarom hij toch zulke dingen droomt en dan begint de nachtmerrie. De vraag waarom aan elke mondhoek een emotioneel gewicht hangt. “Waarom moet ik geregeld triestig de dag door?” Het besef dat ik vast nooit zal weten of het écht nodig is om verdriet te kennen, wil ik prettige gevoelens weten te waarderen. Het weten dat ‘weten’ geen zin heeft om ‘voelen’ te sturen. Het besef dat ‘weten’ niet díent om ‘voelen’ te sturen. Dobberen … Dobberen, dobberen, … Dobber de dobber … In je eentje. En blij zijn dat de grote stroom bestaat. Hij brengt uiteindelijk toch alles ergens naartoe. Ook naar mij. Ook mij.