Een oud metalen vat in de tuin. Patattenkruid, papier, ... Neen, dat was het. Papier en patattenkruid. Dat verbrandden we.
Tegenwoordige tijd.
Jij schijt mij uit en ik koop een vuurkorfje.
Jij, grootmoe. Neen, dat klinkt ongepast.
Jij, moeder van mijn moeder. Ongepast.
Vrouw die mijn moeder baarde.
Wezen dat mijn moeder baarde?
Terug naar de tijd van de grote plastieken wigwam. Een 'tipi' noemde jij dat. 'Pipi' klinkt leuk, maar 'tipi' onnozel. Onnozel en ongepast voor de grote, sterke Indianentent die onze pit voor me gemaakt had.
Terug naar de tijd dat ik nog niet wist hoe mooi de wereld is en hoe lelijk de bril die jij me hebt opgezet.
Terug stokvier maken.
Terug naar de tijd dat mensen ofwel goed- ofwel slechtgezind waren.
Jij was slechtgezind. Hij was goedgezind. Wij maakten stokvier.
'Stokvier'
...
Dat komt van 'stookvuur'.
Pattenkruid heb ik niet.
Papier wel.
En een echte kerstboom van vorig jaar.