Ze
moet in het milieu gewerkt hebben. Esthetisch komt haar voorkomen
niet overeen met het imago dat ze kiest. Nu ze oud is alleszins niet
meer en misschien vroeger evenmin.
Af en
toe kom ik haar op straat tegen. Nu, onderweg naar de nachtwinkel zie
ik haar door het raam van een café. Een volks café met discolampen
waar – vanaf 't moment dat de deftige mensen thuis blijven –
roken nog altijd mag.
Met
hangende mondhoeken, sterk opgemaakte ogen, lang, gelig, dor haar en
verrimpelde, uitgezakte huid in dezelfde kleur. Steevast in het zwart
gekleed en goed doorstappend op hoge hakken. Zo herken ik haar
meteen. Die madame heeft vaak een kleine, langharige, vuile hond bij.
Neen, ik vind niet alle honden vuil. Maar deze 'witte' zijn vacht is
gelig bruin. Nu gesticuleert ze hevig naar de man die tegenover haar
aan het tafeltje bij het raam hangt. Net als bij een gelijkaardige
vrouw naast haar lijkt alles wat ze doet en oproept te heftig om te
horen bij die deftige mensen die op dit uur thuis blijven.
Of ze
ook nu hoge hakken draagt, kan ik niet zien. Maar dat ze sporen
draagt wel. Sporen van laat leven.