donderdag 11 november 2010

mijn dames

'k Moest er niet van hebben vroeger, van vrouwen. 'k Had een paar vriendinnen voor wie 'k niet constant mijn afweerschild optrok. Maar daarmee is 't eigenlijk ook wel gezegd. Vrouwen waren gemene, doortrapte, feeksen van wezens die nooit aan jouw, maar altijd aan hun eigen kant stonden.


Dat beeld moet gebaseerd geweest zijn op 't voorbeeld dat ik thuis elke dag bij me had. Een voorbeeld in de vorm van een grootmoeder die een rotslechte band had met haar dochter en materieel voor mij zorgde om voor zichzelf te bewijzen dat het uitblijven van goeie resultaten bij mijn moeder niet op haar eigen falen wees. Neen, ze zorgde niet voor mij. Ze probeerde voor haar eigen geweten te zorgen.
Was er een discussie, dan gebruikte dat voorbeeld bij elk tegenargument tranen en deed onbewust pogingen om reverse psychologie toe te passen met uitspraken als:"Ja, ik zal wel de slechte zijn. 't Is altijd mijn fout. Steek het maar allemaal op mij.". De waarheid deed er haar niet toe. Ze wilde bij zichzelf geen fouten zien, geen schuld, geen moeite moeten doen om haar eigenbelang iets minder radicaal op de eerste plaats te stellen.
Ja, soms uitte ze spijt. Dan jammerde ze meewarig dat ze niet zo dom had moeten zijn om voor mij te willen zorgen, om voor X of Y eender wat te willen doen. Ze beklaagde zich vaak over de mooie dingen die ze had gedaan, nooit over haar afgrijselijk egoïstische reactie op het resultaat.
Het merendeel van de vrouwen in haar omgeving was op zijn hoede. Ze had een verhouding met een gehuwde man, met wie ze een dochter had. Men ging er van uit dat zij zich niet liet hinderen door scrupules als ze iets of iemand wou. Achteraf bekeken, rekening houdend met haar mentaliteit op allerhande terreinen, veronderstel ik dat men grotendeels gelijk had.
Op elke foto uit hare jongen tijd zag ze er al hard en verbeten uit; een vrouw die had geknokt voor de plaats waar ze stond. En dat gevecht zal - als jongste in een gezin van twaalf kinderen, waarvan tien jongens en een moeder met de aaibaarheidsfactor van een stalen steunbeer - niet min geweest zijn.
Haar dochter, mijn moeder had niet de nodige persoonlijkheid om op eigen benen te kunnen staan. Ze kende de wet der natuur die zegt dat een vrouw een man moet behagen of anders 'rien ne va plus' - met dank aan Tennessee Williams.

Ook haar 'vriendinnen' hadden niet meteen 't volste vertrouwen in haar bedoelingen. Bij de hardheid van hun oordeel, beklaagde ook mijn moeder zich over de vrouwelijke mentaliteit.
Voeg daarbij nog een meisje uit mijn kinderjaren, die de nulmeridiaan door haar bilspleet voelde lopen, een dramaqueen van formaat bij wie altruïsme niet in de woordenboek was opgenomen en de cirkel is nagenoeg rond. Nagenoeg …
Een jeugdvriendin me geleerd dat er ook mooie vrouwen bestaan. Ze heeft het beeld deels kunnen redden. Ik zag haar als een uitzondering op de regel.


Zoveel jaren later, was er een vrouw die ik begreep, die mij begreep, niet eens vanuit bereidwilligheid om te begrijpen, maar vanuit herkenning, een vrouw die geen vijand, geen toeschouwer, maar een bondgenoot was. Na het worstelen met elk onze moeilijkheden, fantaseerden we over samen een huis delen. In mijn hoofd was ik thuis geraakt. Het beeld klopte. We zouden onze thuis en onze band, ons leven met elkaar delen. We zouden elk een relatie hebben met een man die we liefhebben. Maar onze vaste basis zou bij elkaar liggen. We zouden afhankelijk mogen zijn van elkaar, want we zouden steeds mee opzoek gaan naar het beste voor de andere helft. En dat zoeken, dat zoeken zelf, zou al vinden zijn. Maar het is niet tot 'zijn' gekomen. Het is niets geworden. Het kreeg nooit een kans. Het was een misverstand. Het was slechts een fantasie. Mijn thuis bestond enkel in een verhaal, een verwarmend verzinsel dat me verkild achterliet.


Al die vrouwen in mijn leven hebben me samen vast een resem stoornissen bezorgd. En dan loop je daar, rondjes in een wereld waarbij je minstens de helft van de bevolking met argusogen gadeslaat. Wat staat er in hun verborgen agenda? Hoeveel van wat ze zeggen, menen ze ook écht? Heb ik de chance dat mijn voordeel hun voordeel dient?

En dan start je een samenwerking met een vrouw die heel oprecht uitkomt voor haar gedreven- en veeleisendheid, een vrouw die geen boodschap heeft aan blabla over bedoelingen als er geen consequent handelen uit voortkomt, als de handelingen niet tot een constructief resultaat leiden, een vrouw bij wie voorgaande delen van zichzelf geserveerd worden op een bijna onzichtbaar bedje van zorg, betrokkenheid, respect en zachte, diepmenselijke warmte. Hoe langer je haar kent, hoe meer je haar vriendschap hebt verdient, hoe meer ze jou haar eerst zichtbare trekken heeft gevoederd, hoe meer van de basis zichtbaar wordt. Een vrouw die te intelligent is om zichzelf te kunnen wijsmaken dat 't met wat minder hard knokken ook wel zal lukken. Maar die tegelijk menselijk, warm, sociaal en bereidwillig genoeg is, om zowel moeite als resultaten te delen. En, ze is zich daarvan (altijd?) bewust.

En dan start je - samen met voorgaande vrouw - een samenwerking met een vrouw die staat voor een stroom, tot de oevers en er voorbij gevuld met kolkende emoties. Een stroom die al lang, van grote hoogte, intuïtief onderweg is naar zee en precies daar en nu uitmondt waar wij staan. Zij is de kracht vanuit de behoefte, de wijsheid die met voelen wordt verzameld en de analyse voorbijgaat. Ze heeft weet van haar wonden, trekt de pleister eraf, laat je kijken en komt zo te weten of je een zoutvat achter de hand houdt. Ja, ze geeft je de kans om haar pijn te doen. Ze geeft je de kans om jezelf door de mand te laten vallen. Haar selectieprocedure zit nokvol zelfopoffering en is misschien net daarom zeer efficiënt. En, ze is zich daarvan niet (altijd?) bewust.

En dan ben je samen met die twee vrouwen iets gestart: een samenwerking. Een samenwerking die grensoverschrijdend blijkt, die van een resem stoornissen 'kleine prettige stoornis' maakt.
De ene vaak bewust zoekend, de ander vaak onbewust vindend. De ene het hoofd, de ander het lijf. Zij samen wat nodig is om mij volledig te maken. Als de confrontatie met mijzelf mij moe en moedeloos heeft gemaakt, zalven ze mijn ziel. Als de botsingen met mijn leven mijn lijf hebben beschadigd, dragen hun handen mijn lasten en kneden me terug in vorm. Ze zijn mijn moeders, mijn zusters en mijn dochters tegelijk. Ze zijn voor mij het bewijs dat de vrouw diep gewortelde goedheid in zich kan dragen. Ongeacht wat het Eva-personage ook moge laten uitschijnen of welke reden er ook moge verzonnen worden om haar natuur in diskrediet te brengen en zo haar onderdrukking te rechtvaardigen. Ze is krachtig. Ze is een natuurelement. Van oorsprong niet goed of slecht, net als de aarde en alles wat erop groeit zelf.


Sint-Martine bestaat niet, maar vandaag, op vrouwendag, vier ik haar toch. Dat mag, want morgen viert de katholieke kerk Sint-Lieven en dat blijkt ook een fictief figuur.


5 opmerkingen: