Er was eens, lang geleden, in een land hier ver vandaan, een massa zakjes gevuld met lucht, die heette Tros Ballonnen.
In die tros zaten ballonnen in allerlei verschillende kleuren en in elke ballon zat een ander gevoel.
In de witte ballon zat rust, in de zwarte wanhoop, in de grijze droefenis, in de bruine ontzetting, in de okerig groene walging, ... In de grasgroene zat moed, de gele stak vol met opgewektheid, de turquoise droeg kalme blijdschap mee, de rode was gevuld met impulsiviteit. Dat zijn er maar enkele. Het was een hele, hele grote tros. Alle mengsels kwamen erin voor. Of toch bijna ... En allemaal zaten ze aan elkaar vast. Ze waren aan elkaar verbonden met touwtjes.
Tros vloog rond. Mee met de wind. Hoe harder de zon scheen, hoe warmer de gevoelentjes-lucht in zijn ballonnen werd en hoe hoger hij steeg. Als het koud werd, kropen de luchtdeeltjes vanbinnen dichter bij elkaar, werd elke ballon op één plekje zwaarder, werden de ballonnen wat slap en zakte Tros naar beneden. Tot de zon weer flink ging schijnen. Dan dansten de luchtdeeltjes weer wild in het rond en ging hij weer omhoog ...
En Tros vloog en vloog ... botste af en toe ergens tegenaan ... Hij maakte zich ook wel eens zorgen dat hij tegen iets heel scherp aan zou vliegen en er in één of meer ballonnen een gaatje zou komen!
Nu en dan bleven de touwtjes ergens aan vast zitten. Soms op een plek die hij heel leuk vond, met veel ruimte om rond te tollen. Soms op een nare plek, met veel hoeken en kanten in zijn buurt. Maar de wind blaast voortdurend en vanuit alle richtingen. En telkens kwam Tros weer los en vloog verder. Jaren gingen voorbij. Tros hing aan muren, in bomen, aan lantaarnpalen en autospiegels. Soms heel kort, soms wat langer.
Tijdens al dat vliegen, bedacht Tros wel eens, dat het eigenlijk toch ook niet alles is: altijd maar weer doorgaan, nooit weten waar je mee naartoe genomen wordt, elke keer weer snel afscheid nemen of zelfs niet eens, op een ooh zo mooi plekje zijn en daar niet kunnen blijven omdat je gestuurd wordt door zon, wind, regen, temperatuur, ... kortom alles behalve jezelf, ...
En zo groeide bij Tros het verlangen naar iets wat hem eindelijk bij één plek zou kunnen houden. Iets waar hij zijn lange, lange touwen bij het uiteinde aan vast zou kunnen maken. Zo zouden al zijn ballonnetjes nog altijd kunnen bewegen in de lucht, stijgen, dalen, met een ruk naar links of rechts vliegen. Maar hij zou wel weten waar hij aan het einde van de dag zou zijn.
Een fiets leek hem maar niets. Hij had ooit Kinderfiets leren kennen en bleef wat hangen. Kinderfiets wou alsmaar rondrijden. Tros zo aan zich vast hebben zitten, vond hij wel leuk. Maar Tros had het niet zo met de meppen die hij kreeg. Zijn ballonnen ging té snel heen en weer en dat bracht hem wat in de war.
Een gevel was uitgesloten, want dan zou Tros maar de helft van alle kanten meer uit kunnen. En een schoorsteen is zo hoog dat hij nooit nog de grond zou kunnen raken. Neen, dat kon ook niet zijn.
Het moest iets zijn dat vrijstaat op een open plek in de ruimte, zo klein is dat Tros niet belemmerd wordt bij het rondvliegen en toch zwaar genoeg om zijn eindjes dicht bij de grond te houden.
Niet gemakkelijk te vinden, leek hem.
Tot Tros op een dag IJzer in de gaten kreeg.
IJzer kwam uit de aarde en was door vuur en water heel dicht bij elkaar gekropen. Als de zon heel hard scheen dat Tros al hoog de lucht in ging, dan nog bleven al IJzer zijn deeltjes zo dicht bij elkaar dat het hen lukte om stevig op de grond te blijven. Dat vond Tros prachtig!
De eerste keer dat Tros in de buurt van IJzer ergens aan vast bleef zitten, maakte hij er meteen een praatje mee.
IJzer vertelde dat 'IJzer' maar een stukje van zijn naam was. Net zoals 'Tros' ook maar een stukje van Tros zijn naam was. Tros zijn naam was Tros Ballonnen. En zo heette IJzer om precies te zijn IJzeren Staaf. Maar iedereen noemde hem meestal gewoon IJzer.
Tros vertelde over waar hij naar op zoek was en IJzeren Staaf zei heel beslist, dat hij dan zonder twijfel naar IJzeren Gewicht op zoek moest. Tros was blij dat IJzeren Staaf hem kon helpen. "Is er zo maar één?" vroeg Tros opeens. "Tuurlijk niet!" zei IJzeren Staaf, "Net zoals er van mij veel verschillende types bestaan - lange, korte, dikke, dunne in allerhande combinaties - zo zijn er ook van IJzeren Gewicht veel soorten qua grootte, zwaarte, vorm en noem maar op.". "En hoe weet ik dan, wie goed voor me is?" vroeg Tros. "Dat weet je niet. Je moet het gewoon elke keer proberen." zei Staaf.
En zo begon de tijd waarin Tros hoopte bij een ijzeren gewicht te geraken.
Hij vloog over pleinen, weiden, vijvers en meren, bruggen en gebouwen, ... Bleef haperen aan prikkeldraad, jonge twijgen, verroeste nagels en verrotte zitbanken. De eindjes van zijn touwen rafelden steeds meer uit. Maar hij gaf de hoop niet op. Zijn touwen waren lang en het zou nog flink wat duren voor ze helemaal versleten waren.
En dan, op een koude regenachtige dag, kwam Tros Ballonnen wat aan de slappe kant, naast een ijzeren gewicht te liggen. Tros was eigenlijk helemaal niet in de stemming om Gewicht aan te spreken. Dat was altijd zo als hij helemaal slap van de kou was. Dan bleef hij uit zichzelf al bij de grond en vergat telkens waar hij eigenlijk naar op zoek was.
Toch geraakten Gewicht en Tros met elkaar aan de praat. Om de tijd te doden. Terwijl ze daar dan toch naast elkaar lagen. Maar Tros vertelde niets over zijn groot verlangen ... Tot de zon weer volop ging schijnen, de lucht in Tros zijn ballonnen weer warmer werd en ze één voor één weer opstegen. "Oei, oei, oei!" riep Tros, die plots weer die andere kant van zichzelf zag, "Ik kan me maar beter aan jou vastmaken of ik vlieg zodadelijk weg." Gewicht ging onmiddellijk akkoord. Tros was dolgelukkig!! Maar Tros wist niet waarom Gewicht het eigenlijk zo snel eens was.
Hoe hoger de ballonnen van Tros stegen, hoe nerveuzer IJzeren Gewicht werd. Tot hij uitzinnig naar Tros riep:"Jaaa!! Jaaa!! Vlieg!! Vlieg omhoog!! Neem me mee de lucht in!!". Tros dacht:"Ooo jeee!! Wat nu?!", want dat kon Tros helemaal niet. Daarvoor heb je één, hele grote ballon nodig die al zijn kracht in één richting kan laten gaan. Bij Tros mocht het nog zo warm zijn en zijn ballonnen nog zo dik gespannen, zoiets lukte niet. Als er wind was, vlogen bij hem de ballonnen bijna altijd alle kanten uit. En dat vond Tros leuk. Zo had hij zichzelf altijd gekend. Enkel als er héél, héél felle wind was, een echte storm, gebeurde het wel eens dat heel Tros één kant uitging. Gelukkig maar heel zelden, want Tros had gemerkt dat zijn touwtjes het bij een storm extra zwaar te verduren kregen. Meestal raakte hij dan toch weer los en ging in een rotvaart mee met de stroming.
Gewicht had naar Tros geluisterd en zei dat het allemaal één groot misverstand was geweest. Gewicht was helemaal niet blij met hoe zwaar hij was en hoe hij altijd bij de grond bleef. En nu Tros aan hem vast zat zou hij stikjaloers worden, omdat zij daar in de lucht wel lichte, gekke capriolen konden maken. "Probeer het een keer. Eén keerte maar!" vroeg Gewicht. Dat vond Tros wel goed. "Een keertje proberen kan geen kwaad." dacht Tros. Dus bleef hij hangen tot de volgende windvlaag kwam. En ja hoor! Het lukte!! Het was warm weer, de wind blies hard van onder naar boven, alle ballonnen gingen omhoog en Gewicht ging mee de lucht in. Tros was fier en Gewicht wist met zijn geluk geen blijf! Tot de wind stopte met blazen ...
Tros zakte pijlsnel naar beneden! Maar hij was helemaal niet bang. Er was plek genoeg en hij kwam toch altijd zachtjes neer. Maar waar Tros niet aan dacht, was dat Gewicht helemaaaal geen zachte landing kon maken! IJzeren Gewicht kwam met een smak van jewelste op de grond terecht!! Hij vloekte op Tros omdat die hem niet in de lucht had gehouden. "Ik kon het niet stoppen!" jammerde Tros, "Ik vlieg maar mee met de wind en als hij me niet meer naar boven blaast ... ". Tros stopte met praten. Hij zag dat Gewicht huilde. "Heb je je pijn gedaan?" vroeg Tros. "Me pijn gedaan?! Wat zou ik?!!" snauwde Gewicht, "Ik ben wel een ijzeren gewicht hé!! Besef jij wel hoe hard ik ben?!". Tros keek zwijgend toe. "Het is gewoon dat ... Dat ik, nu ik jou bij me heb, dus nog altijd niet kan vliegen." Beiden zwegen. "En ik wou het zo graag." zei Gewicht nog stilletjes. Teleurgesteld maakten Gewicht en Tros zich van elkaar los. Gewicht bleef liggen. Tros vloog traagjes, zigzaggend weg en dacht aan wat IJzeren Staaf zo lang geleden had gezegd: dat je het niet weet en telkens moet proberen.