Ergens in een horecazaak hangt een wandklok. De secondewijzer tikt niet, hij glijdt. Ik zeg hoe ontzettend sterk zoiets wijst op het feit dat de tijd nooit of nooit of nooit stilstaat.
Ik bedoel met 'tijd' niet, dat wat mensen hebben uitgevonden. Niet de hokjes waarin wij hem proberen stoppen. Niet minuten, uren, seconden, weken, eeuwen, ... Ik bedoel de voortgang van de tijd, zoals die ook zou hebben bestaan zonder dat er ooit een mens zou geweest zijn. Los van elk begrip, los van elke naam, los van welke interpretatie ook.
Hij begreep dat.
Maar hij is er niet meer. En 't is als ik aan zulke dingen denk, dat ik hem 't hardste mis. Ik.
Hij was twee keer bij ons om oudejaar te vieren. Binnenkort is 't weer zover. We 'vierden' toen niet met veel gejoel en geacteerd plezier. We praatten. Bijvoorbeeld over wat er misschien met je gebeurt als je doodgaat.
Ik vertelde over hoe je volgens mij opgenomen wordt in het geheel, hoe je alles tegelijkertijd wordt en overal ineens bent, omdat je geen 'stoffelijke vorm' meer hebt en enkel je energie overblijft. Energie kán niet verdwijnen. Ze wordt omgezet in een andere vorm. Dus wordt jouw energie als je sterft opgenomen in alles. Van het één naar het ander. Altijd daarheen waar de energie het gemakkelijkste naartoe kan. Want zo zit dat in de natuur. Alles volgt de weg van de minste weerstand. En zo komt alles vanzelf daar terecht waar het het meeste nodig is. Zo ook onze energie.
Je lichaam wordt begraven of verbrand. De resten worden opgenomen en gebruikt als bouwstenen voor iets nieuws, ooit. Het duurt soms lang voor je door een insect of plant wordt gebruikt als voedsel of voor je alvast tot een gesteente of een grondsoort behoort. Maar je bent niet weg. En uren, minuten, eeuwen, ... bestaan niet meer. De tijd stopt niet, waar hij nooit is begonnen.
't Is als bij een druppel water. Die is ook niet weg als hij verdampt of gedronken wordt. Zijn deeltjes worden opgenomen en de trilling van zijn moleculen – temperatuur – wordt doorgegeven.
Alles en iedereen verandert, maar niets of niemand is ooit weg.
Hij begreep dat.
Maar hij is er dus niet meer. Niet in de vorm waarin ik daar met hem kan over praten zoals ik vroeger zo graag deed. Nu moet ik het denken. En erop rekenen of minstens hopen dat het me zal helpen om zorg te dragen voor waar hij nu is. In alles ...
Er is nu geen verschil meer.
Hij verwachtte dat hij niet lang zou leven. Dat was hem van kindsbeen af gezegd. Voor het afscheid had hij een nummer van Pink Floyd gekozen. Op belangrijke vragen moest je van hem geen sluitende antwoorden verwachten. Hij nam de dingen zoals ze zijn: onzeker.
treffend en heel pakkend, wekt bij mij sterk zoet-zure gevoelens op
BeantwoordenVerwijderen